|
Opening
tentoonstelling Ad Willemen bij Studio van Dusseldorp
door
Jan Smits
Enige
jaren geleden verscheen er van de schrijfster Janet Hobhouse een
boek getiteld "The Bride stripped bare". De kunstenaar en
het naakt in de twintigste eeuw, luidde de ondertitel. Van de drie
prachtige essays over Matisse, Bonnard en Balthus is dat over de
laatste het mooist. Zij slaagt erin je te laten begrijpen wat zij
bedoelt als zij zegt dat Balthus schildert:"vanuit een punt
binnen de lichamen van zijn elfjarige meisjes", die voor eeuwig
lijken te wachten en waar zij op wachten maakt hen soms bang. Maar
de schilder weet dat wachten eindigt in kennen, in het verlies van
datgene wat de verbeelding voedt en verrijkt: de afwachting.
Waarom
schiet je zoiets nou te binnen als je, volgens de uitnodiging die u
ontvangen hebt, op het werk van Adriaan Willemen moet ingaan en dus
naar zijn vrouwen moet kijken.
Nog
iets: op een van de hier geëxposeerde tekeningen staat de volgende
tekstregel:"Ad, weet jij of Topor ooit gezegd heeft: ‘men
neme een mooie jonge vrouw, doe ze maximaal drie niet te grote
kledingstukken aan, geef ze een spiegel in de hand en verklaar ze
tot muze!’…….. Weet je dat zeker?".
Nu
is het bekend dat Roland Topor, een Frans kunstenaar die in 1997
overleed, een "voortdurende preoccupatie met
geslachtsorganen"had. In interviews daarna gevraagd zei hij dan
dat hij niet kon begrijpen hoe andere mensen niet overal
geslachtsorganen in zagen.
Francis
Picabia weet in zijn schilderkunstige vertalingen van banale
pin-up-foto’s terloops de mechanismen van erotische beeldvorming
bloot te leggen. Nu wemelde het in zijn abstracte werken altijd al
van seksuele symbolen, maar rond 1940 schilderde hij een veertigtal
die hij zijn ‘peinture allimentaires’noemde,
levensmiddelenkunst. Hij maakte ze voor de sultan van Marokko die de
schilderijen in zijn harem hing.
Ook
Rembrandt tekende al copulerende paren. Courbet schildert een naakt
met gespreide benen recht van voren, niets verhullend. ‘L’origine
du monde’noemde hij het kleine doek dat de bezitter destijds
ongetwijfeld achter een gordijn heeft gehangen. Egon Schiele tekent
in nerveuze lijnen jonge magere vrouwen in onverbloemde standen. Van
Picasso zijn getekende enormiteiten met tuchtige vrouwen en
bronstige mannen bekend, al mankeert hem echte emotie.
Zou
er een schilder zijn, met uitzondering van Wilhelm Hammershoi, die
in de stilte zelf- die nooit heimelijk verleid werd tot het
zichtbaar laten van een klein stuk ondergoed. Behalve als hij of zij
het hele naakt aandurft. Want we weten toch; naakt is naakt en het
woord alleen al tast je zenuwstel aan: het bestaat domweg niet:
naakt dat natuurlijk is of dat je onverschillig laat. Kunst kan
nooit om zichzelf heen, kan nooit iets anders of meer iets hoger
zijn dan waar het uit voortkomt: de werkelijkheid, bijvoorbeeld die
van het vrouwelijk lichaam zoals bij Adriaan Willemen. Bij hem is
het bloot op pumps, hoge hakken, in kleine kleertjes en met
spiegeltjes. Het is de venusdriehoek, de arabesk, het lijnenspel en
het zijn de kleuraccenten, de cosmetics. Het onuitlegbare typisch
vrouwelijke in kleding, stand, pose en gebaren. Ondeugende onschuld,
en in de verte doemt een Japanse prent op, Ad’s Website zegt:’erotic
undertones are unmistakebly present’. De lijnvoering volgt de
volledig overtuigende poses van de modellen waar de tekenaar door
geëmotioneerd en geïnspireerd wil worden. En hij heeft geluk over
modellen te beschikken die hem begrijpen en hem steeds weer uitdagen
scherp te zijn. Het gaat hier niet om de klassieke benadering van
het tekenen naar de waarneming, niet om de fysisch-mathematische
renaissance normen-zoals ze dat vroeger op de academie in Den Bosch
noemden-, maar toch bewijst de overtuigende lijn, zonder twijfel,
dat zij aandachtig en met liefde is waargenomen en weergegeven. In
dit werk bedrijft Ad topsport. Elke dag uiterst geconcentreerd. Het
is de professionele kunstenaar niet toegestaan dat hij ook maar een
moment behaagziek achterover leunt. En dan altijd maar weer voeten
en schoentjes, armen, benen, vrouwen en vrouwen. Blote boezems zijn
er wel, maar meestal zit er toch iets voor of overheen of tussen of
worden ze, door een zonderling kledingstuk gestuurd, schijnbaar
achteloos opgemerkt.
In
een paar tekeningen is ook duidelijk te zien hoe ver Adriaan is
verwijderd én uitgestegen boven het werk van de schilder Adolf
Ziegler, de door de Führer zeer geprezen ‘meester van het Duitse
schaamhaar’.
Dit
is de tentoonstelling van het kleine gebaar, de gekozen stand, de
kijkrichting, het voluptueuze; alles duidt op de werkelijke en
gewenste aanwezigheid van een voluit poserende vrouw. Er treden
kleine verdichtingen op in de composities. Wellicht herinneren die
aan de eveneens kleine verrassende gebaren in het werk van de
Japanner Foujita, of aan het werk van de broer van Balthus, de
Pools-Franse Klossowski.
Schilders
die Ad bewondert en waar hij met ontroering naar kan verwijzen en
over kan vertellen.
Ik
heb zo nu en dan het woord kleur late vallen. Adriaans tekeningen
zijn niet bepaald kleurrijk. Hij geeft geen volle verzadigde
achtergronden. Hij vult niet gevoelloos vlakken in. Toch gaat hij
niet flauwtjes met zijn krijt en kleurpotlood om. De kleuraccenten
spelen op drie fronten een rol: ze benadrukken kledingdetails, ze
dragen bij aan de typering van het model en ze bepalen afwisselend
vorm en frivoliteit. Maar dit is zo analyserend dat het bijna
afbreuk doet aan het bijzondere wat Ad met zijn kleurpotlood
bereikt.
Moet
ik nog iets over de etsen zeggen? Die gaan over vrouwen. Ad
verzamelt graag afbeeldingen van vrouwen. De hele kunstgeschiedenis
is vol vrouwen. Heeft ie plaatjes van. Hij heeft in zijn atelier ook
een briefkaartverzameling van brave negentiende-eeuwse pikante blote
dames tegen een wand geprikt.’Dames galantes, worden die genoemd,
in sepiakleuren, weet u wel. Adriaan noemt met nadruk zijn
verzamelmanie. Hij vindt dat zijn werk gaat over verzamelen.
Eigenlijk heeft hij een hekel aan grafiek. Hij hekelt
grafiekgrafiek, zoals hijzelf ietwat cryptisch zegt. Hij
experimenteert ook met moderne printapparatuur. Er liggen hier
enkele voorbeelden van. Op fijn rijstpapier. Het gaat over vrouwen.
Maar voor zijn grote prenten heeft hij een oude eerlijke
druktechniek nodig. Hij etst. Hier toont Willemen, tegelijk met een
tentoonstelling in Bangkok als enige Nederlander, prenten bestaande
uit een verzameling afbeeldingen van vrouwen. Als een
postzegelverzamelaar die ons wil testen op onze kunsthistorische
kennis? Nee, niet als een ambtelijke filatelist, want hij citeert
zijn voorbeelden, verknipt ze, bewerkt ze, behandelt ze, hij voegt
toe, laat weg, deformeert, ordent, rangschikt, verzint er zelf een
paar bij- die laat hij dan in zwart/wit- de overigen kleurt hij met
de hand in. Een prent voor jongens laat hij geheel zwart/wit. Het
interesseert me niet waarom dat nou gedaan is, vraag het hem zelf
maar. Met dat inkleuren volgt hij niet het origineel. Daarom staat
er ook een vraagteken achter de titel ‘Histoire de lárt?
Lezen
wij niet ergens:"als uw oog u hindert, ruk het uit"?
Maar,
kijk goed: smakeloosheid is dit werk vreemd, het is eerder de vijand
van banaliteit. Ad schuwt de ongegeneerde stand niet, zoals hij dat
noemt, maar je kunt er niet boos om worden. Je hoeft er geen hekel
aan te krijgen. Weet u waar Adriaan Willemen wel een hekel aan
heeft? Aan het mannelijk naakt.
Ik
dank u. |