Site Map

Gallery

News Index

Archives

Personal

Price list


NEWS

What When Where Exhibition
Speech door / by Jan Smits 15-11-2003  The Netherlands. Tilburg. Galerie Van Dusseldorp. Dutch only. Ad Willemen - Drawings and graphic arts
 

Opening tentoonstelling Ad Willemen bij Studio van Dusseldorp

door Jan Smits

 

Enige jaren geleden verscheen er van de schrijfster Janet Hobhouse een boek getiteld "The Bride stripped bare". De kunstenaar en het naakt in de twintigste eeuw, luidde de ondertitel. Van de drie prachtige essays over Matisse, Bonnard en Balthus is dat over de laatste het mooist. Zij slaagt erin je te laten begrijpen wat zij bedoelt als zij zegt dat Balthus schildert:"vanuit een punt binnen de lichamen van zijn elfjarige meisjes", die voor eeuwig lijken te wachten en waar zij op wachten maakt hen soms bang. Maar de schilder weet dat wachten eindigt in kennen, in het verlies van datgene wat de verbeelding voedt en verrijkt: de afwachting.

Waarom schiet je zoiets nou te binnen als je, volgens de uitnodiging die u ontvangen hebt, op het werk van Adriaan Willemen moet ingaan en dus naar zijn vrouwen moet kijken.

Nog iets: op een van de hier geëxposeerde tekeningen staat de volgende tekstregel:"Ad, weet jij of Topor ooit gezegd heeft: ‘men neme een mooie jonge vrouw, doe ze maximaal drie niet te grote kledingstukken aan, geef ze een spiegel in de hand en verklaar ze tot muze!’…….. Weet je dat zeker?".

Nu is het bekend dat Roland Topor, een Frans kunstenaar die in 1997 overleed, een "voortdurende preoccupatie met geslachtsorganen"had. In interviews daarna gevraagd zei hij dan dat hij niet kon begrijpen hoe andere mensen niet overal geslachtsorganen in zagen.

Francis Picabia weet in zijn schilderkunstige vertalingen van banale pin-up-foto’s terloops de mechanismen van erotische beeldvorming bloot te leggen. Nu wemelde het in zijn abstracte werken altijd al van seksuele symbolen, maar rond 1940 schilderde hij een veertigtal die hij zijn ‘peinture allimentaires’noemde, levensmiddelenkunst. Hij maakte ze voor de sultan van Marokko die de schilderijen in zijn harem hing.

Ook Rembrandt tekende al copulerende paren. Courbet schildert een naakt met gespreide benen recht van voren, niets verhullend. ‘L’origine du monde’noemde hij het kleine doek dat de bezitter destijds ongetwijfeld achter een gordijn heeft gehangen. Egon Schiele tekent in nerveuze lijnen jonge magere vrouwen in onverbloemde standen. Van Picasso zijn getekende enormiteiten met tuchtige vrouwen en bronstige mannen bekend, al mankeert hem echte emotie.

Zou er een schilder zijn, met uitzondering van Wilhelm Hammershoi, die in de stilte zelf- die nooit heimelijk verleid werd tot het zichtbaar laten van een klein stuk ondergoed. Behalve als hij of zij het hele naakt aandurft. Want we weten toch; naakt is naakt en het woord alleen al tast je zenuwstel aan: het bestaat domweg niet: naakt dat natuurlijk is of dat je onverschillig laat. Kunst kan nooit om zichzelf heen, kan nooit iets anders of meer iets hoger zijn dan waar het uit voortkomt: de werkelijkheid, bijvoorbeeld die van het vrouwelijk lichaam zoals bij Adriaan Willemen. Bij hem is het bloot op pumps, hoge hakken, in kleine kleertjes en met spiegeltjes. Het is de venusdriehoek, de arabesk, het lijnenspel en het zijn de kleuraccenten, de cosmetics. Het onuitlegbare typisch vrouwelijke in kleding, stand, pose en gebaren. Ondeugende onschuld, en in de verte doemt een Japanse prent op, Ad’s Website zegt:’erotic undertones are unmistakebly present’. De lijnvoering volgt de volledig overtuigende poses van de modellen waar de tekenaar door geëmotioneerd en geïnspireerd wil worden. En hij heeft geluk over modellen te beschikken die hem begrijpen en hem steeds weer uitdagen scherp te zijn. Het gaat hier niet om de klassieke benadering van het tekenen naar de waarneming, niet om de fysisch-mathematische renaissance normen-zoals ze dat vroeger op de academie in Den Bosch noemden-, maar toch bewijst de overtuigende lijn, zonder twijfel, dat zij aandachtig en met liefde is waargenomen en weergegeven. In dit werk bedrijft Ad topsport. Elke dag uiterst geconcentreerd. Het is de professionele kunstenaar niet toegestaan dat hij ook maar een moment behaagziek achterover leunt. En dan altijd maar weer voeten en schoentjes, armen, benen, vrouwen en vrouwen. Blote boezems zijn er wel, maar meestal zit er toch iets voor of overheen of tussen of worden ze, door een zonderling kledingstuk gestuurd, schijnbaar achteloos opgemerkt.

In een paar tekeningen is ook duidelijk te zien hoe ver Adriaan is verwijderd én uitgestegen boven het werk van de schilder Adolf Ziegler, de door de Führer zeer geprezen ‘meester van het Duitse schaamhaar’.

Dit is de tentoonstelling van het kleine gebaar, de gekozen stand, de kijkrichting, het voluptueuze; alles duidt op de werkelijke en gewenste aanwezigheid van een voluit poserende vrouw. Er treden kleine verdichtingen op in de composities. Wellicht herinneren die aan de eveneens kleine verrassende gebaren in het werk van de Japanner Foujita, of aan het werk van de broer van Balthus, de Pools-Franse Klossowski.

Schilders die Ad bewondert en waar hij met ontroering naar kan verwijzen en over kan vertellen.

Ik heb zo nu en dan het woord kleur late vallen. Adriaans tekeningen zijn niet bepaald kleurrijk. Hij geeft geen volle verzadigde achtergronden. Hij vult niet gevoelloos vlakken in. Toch gaat hij niet flauwtjes met zijn krijt en kleurpotlood om. De kleuraccenten spelen op drie fronten een rol: ze benadrukken kledingdetails, ze dragen bij aan de typering van het model en ze bepalen afwisselend vorm en frivoliteit. Maar dit is zo analyserend dat het bijna afbreuk doet aan het bijzondere wat Ad met zijn kleurpotlood bereikt.

Moet ik nog iets over de etsen zeggen? Die gaan over vrouwen. Ad verzamelt graag afbeeldingen van vrouwen. De hele kunstgeschiedenis is vol vrouwen. Heeft ie plaatjes van. Hij heeft in zijn atelier ook een briefkaartverzameling van brave negentiende-eeuwse pikante blote dames tegen een wand geprikt.’Dames galantes, worden die genoemd, in sepiakleuren, weet u wel. Adriaan noemt met nadruk zijn verzamelmanie. Hij vindt dat zijn werk gaat over verzamelen. Eigenlijk heeft hij een hekel aan grafiek. Hij hekelt grafiekgrafiek, zoals hijzelf ietwat cryptisch zegt. Hij experimenteert ook met moderne printapparatuur. Er liggen hier enkele voorbeelden van. Op fijn rijstpapier. Het gaat over vrouwen. Maar voor zijn grote prenten heeft hij een oude eerlijke druktechniek nodig. Hij etst. Hier toont Willemen, tegelijk met een tentoonstelling in Bangkok als enige Nederlander, prenten bestaande uit een verzameling afbeeldingen van vrouwen. Als een postzegelverzamelaar die ons wil testen op onze kunsthistorische kennis? Nee, niet als een ambtelijke filatelist, want hij citeert zijn voorbeelden, verknipt ze, bewerkt ze, behandelt ze, hij voegt toe, laat weg, deformeert, ordent, rangschikt, verzint er zelf een paar bij- die laat hij dan in zwart/wit- de overigen kleurt hij met de hand in. Een prent voor jongens laat hij geheel zwart/wit. Het interesseert me niet waarom dat nou gedaan is, vraag het hem zelf maar. Met dat inkleuren volgt hij niet het origineel. Daarom staat er ook een vraagteken achter de titel ‘Histoire de lárt?

Lezen wij niet ergens:"als uw oog u hindert, ruk het uit"?

Maar, kijk goed: smakeloosheid is dit werk vreemd, het is eerder de vijand van banaliteit. Ad schuwt de ongegeneerde stand niet, zoals hij dat noemt, maar je kunt er niet boos om worden. Je hoeft er geen hekel aan te krijgen. Weet u waar Adriaan Willemen wel een hekel aan heeft? Aan het mannelijk naakt.

Ik dank u.

 

TERUG NAAR BEGIN VAN DE PAGINA / TO TOP OF PAGE